Archive for July, 2006

Verslag van een vlucht (1975) op rijm aan Bart

30 november 1975 vlucht van Jakarta naar Amsterdam

Met 5 december in de lucht, zal ik vertellen van mijn vlucht. Je weet dat ik snel werd gestopt, omdat mijn tax niet was gedropt. Bij de volgende hindernis, stond een boze vent, dat was niet mis. De beambten, geheel ontdaan, zagen míj geheel niet staan. Dan, weer bij hun positieven, lieten ze mij invullen hele brieven. Tenslotte, bibberend en bleu, stond ik aan het einde van de queu

In Singapore geland, was ik snel aan de balie beland. En daar, onder het wachten, beproefde ik als tolk mijn krachten. Mijn goede daad werd beloond, met een transit-pas bekroond. Zeer verheugd snelde ik toen henen, maar de schrik sloeg me in de benen. Massa’s volk was op de been, ook mij verwees men daarheen. Wel zwaaide ik met mijn pas, maar was te bleu: mijn plaats was weer aan het einde van de queu. Men beproefde wel mijn krachten: 20 minuten moest ik wachten. Toen werd mij verbaasd verteld: ik had me toch al lang gemeld?! Briesend snelde ik weer heen, maar mijn hart luchten kon ik bij geen (mens) De waarheid was me al gemeld: het vertrek was één uur uitgesteld. Tegen half tien, stond ik nu niet bleu weer aan het einde van de queu. Bij het vliegtuig aangeland kreeg de schrik weer overhand. Ik ging bijna aan de haal, dit monster was zó kolossaal. Ik had het natuurlijk kunnen weten, maar in mijn woede was ik vergeten op mijn plattegrond te kijken, waar mijn plaatsje wel zou prijken. Wel dat het in de staart was had ik gezien, maar niet dat het een rij was van tién. Tussen een Engelse en een Italiaanse zat ik weer wat bleu bijna aan het einde van de queu. Door het kennelijk slechte weder, sloeg deze grote vogel zijn staart veel heen en weder. In het begin hield iedereen zijn smoel en vastgeprangd zat ik in de stoel. In Bahrein nam ik de vlucht en was weer even opgelucht: kon ik eind’lijk naar ‘t toilet, dat had de slapende Italiaanse me steeds belet. Maar ook daar stond ik weer bleu aan het einde van de queu. Om een lang verhaal kort te maken: ondanks slecht weder wisten we op Schiphol te geraken. Opgelucht en geheel niet bleu, wèl aan het einde van de queu, kwam Jonas uit de buik van de walvis, niet zo puik. Mijn koffer had het beter versierd en kwam bij de eerste tien al aangegierd. De hele familie was reeds daar, of ik was weggeweest een jaar. Margriet en Jan ontbraken ook niet op ‘t appèl en brachten Michiel en ook Christèl…. Weldra zal de klok elf slaan. Ik moet naar de brievenbus gaan. Spoedig volgt er wel wat meer, maar dan dicht ik toch niet weer.

Verslag Annie v.d. Bosch DEEL 4

Maandag 19 juni

“De weg vertelt de reiziger niet wat hem op de pleisterplaats wacht”

We hebben een jarige aan boord, die opgewekt wordt toegezongen. Op naar OSLO dus, langs onze laatste fjord. Meeuwen hebben hier lichte vleugels. Op zee viel het op dat ze veel donkerder waren. Het weer laat verstek gaan, een sombere lucht hangt laag over het fjordengebied. Oslo schijnt dan wel - als uitzondering -een zonnige stad te zijn, maar dat gaat nú niet helemaal op. VIGELANDPARK in een must! Ik prefereer een kopje koffie in het café aan het eind van het park (werd 30 jaar geleden al geconfronteerd met al die beelden en was er toen al gauw op uitgekeken, ik mis helaas alle gevoel voor cultuur!) Ik kijk nu mensen in plaats van beelden. Het weer is opgeknapt en op m’n gemak zie ik heel cultureel Noorwegen langs me heen trekken. Dennis voegt zich bij me en geleidelijk druppelt OAD zich weer richting bus. Weer op weg geeft Ineke les in het Noorse koningsschap, maar HååkonV en Olaf V en Carl? - Harald en Sonja en tenslotte Mette-Marit met haar kroonprins - ze lopen in m’n stuurloze gedachten allemaal doorelkaar heen. We wandelen door Oslo-stad, we bezichtigen het Radhus, slenteren dan wat door de duurste winkelstraat - boekwinkels in en uit, juwelierszaken, we bekijken alle geëtaleerde trollen en strijken neer op een straatterrasje, met koffie en bier. Noorse meisjes trekken in groepen langs, ik had me veel blondere types voorgesteld. Een paar èchte blondjes vallen op. Ook Dennis struint langs; “We zien je ook overal” met een kleine variatie op de OAD-slogan. Bij de haven wordt het even wachten op de COLOR-LINE (sinds veertien dagen in de vaart, weet Ineke) en de bus zoekt z’n weg langs aanvoerwegen en wij, in de bus, zijn vol verwachting van wat komen gaat! Ja, gevonden, uitstappen, eindeloze gangen door - naar links - naar rechts - bochten om - naar rechts, naar links, aan boord! Weer vele wegen die naar ons doel leiden - eetzalen, gangen, hallen, eetzalen, - - -eindelijk! Een knus zaaltje met lange tafels, keurig gedekt, is voor OAD! Door de patrijspoort nu: water, grauwe lucht, vage bergen—- We varen! en gaan ons tegoed doen uit een keur van heerlijkheden; alle bordjes, beladen met veel hoopjes “gerecht” - wàt is niet altijd duidelijk - keren naar hun plaats aan tafel terug, we smikkelen en converseren (waar ik erg slecht in ben). nippen uit een glaasje wijn en zijn echt “op vakantie”. Intussen vaart de boot - geronk van machines - en wij deinen mee met de zee. Stemming opperbest - stewards lopen af en aan met nieuwe voorraad. Jezelf verstaanbaar maken is erg moeilijk - geluidsgolven deinen door de ruimte mee. We varen nog steeds langs de kust, ook nog steeds: grijsheid buiten, feeststemming binnen! De hutdeur gaat niet meteen open (algemeen verschijnsel bij “nieuwelingen”). Een toevallige voorbijganger “weet” zonder te kijken, meteen dat ik de verkeerde deur heb - want Ouwen-met-een-stok kunnen per definitie niets meer! - en probeert “helpend”, lukraak (en tevergeefs) twee andere deuren. Andere gasten komen voorbij: ook zij proberen die deur tevergeefs. Een personeelsmeisje ziet ons geklungel, neemt het kaartje en meteen vliegt de deur open! ‘t Is maar een weet! Die hut is weer het einde! We kijken op een vlakke, bewegingloze zee, en in de cabine geven leuke lampjes een gedempt licht. Helaas geen “woeste baren” - ook nu weer, waar Corrie en ik een béétje op gehoopt hadden! Wel: intens vredig. Buiten nog steeds dat lage wolkendek langs de bergachtige kustlijn. Om een uur of half elf wordt de uiterste punt bereikt, er komen nog een paar eilandjes, en dan: de volle zee. De bedjes, keurig opgemaakt, noden, dus: Welterusten allemaal! en morgen weer: 8 uur “aan boord”, maar nu in de bus.

Dinsdag 20 juni Dennis heeft zich verslapen, komt met ongekamde haren, nog lang niet wakker, de bus instormen en moet noodgedwongen meteen aan de slag! En wij maar hopen dat het goed gaat, Nou, het gaat uitstekend, want Dennis is Dennis! Wat is Denemarken toch plat. Een verschil van dag en nacht met het land dat we zojuist verlieten. Ook rustiger: 5 miljoen Denen in een toch wat groter land dan Nederland met z’n 8 miljoen (lijkt me een vergissing, Annie. Corrie), zegt wel iets. En in Denemarken kan men er op bogen het oudste Koninkrijk van Europa te zijn! Hans Chr. Andersen is hier de sprookjesverteller. In Duitsland zullen we Grimm - de gebroeders Grimm - krijgen, en we missen nu de verhalen van die het Noorse volk tot leven brengen. Langs de saaiste der saaiste snelwegen gaat het van Frederikshaven, pal noord naar de Duitse grens, pal zuid; maar wel met een lange stop in Ã…rhus, in Den Gamle By (fonetisch “de gammele beu”), een openlucht park waar alles “van vroeger” levend wordt gehouden. En hoe! De oneffen kinderhoofdjes en hobbeltjes maken het lopen-met-stok erg moeilijk, maar op een bankje langs het water is het ook heerlijk toeven. Tijd genoeg, tot half twee!

Arhus

Den Gamle By dus! En op mijn bankje komen “meerdere - eeuwen geleden” weer tot leven en dat ga ik nú beleven! Het wordt een beeldverhaal-in-schrijven uit de voorbije tijd. Een gracht met groen water - dorre blaadjes drijven passief mee, en een eend zwemt doelloos heen en weer. Een wit huisje met rood pannendak; de deur leidt naar een aflopende tuin, gras en bloeiende vlier langs het water. Verderop een roodstenen gebouw met een hoog balkon. Op een stil plekje aan het water staat een forse boom, z’n brede bladerkroon beschaduwd een muur van opgestapelde ruwe stenen en een grasveld vol madeliefjes. Langs de beschoeiing van donkere paaltjes tieren welig de waterplanten. Een vakbouwhuis, met gele muren; de kleine raampjes weerspiegelen in het water - het hele gebouw heeft hier z’n heen en weer deinende spiegelbeeld. Wat verderop een houten bruggetje en daarachter is het grachtwater omzoomd met hoge bomen, daar houdt het dorp op. Naar het centrum toe een levendige aanblik. Ik hoor de trappelende paardenhoeven, die een koets voorttrekken. De koetsier, met z’n zwarte pet, trots op de bok, hanteert de zweep. Daar staat een boerderij met een rieten dak, witgekalkt, half verscholen achter hoge bossages. Een poel vol rabarberblad (is het rabarber?), een enorme massa groen waaiert alle kanten op. Breeduit op een bankje zit een dorpeling uit te rusten van z’n dagtaak - een zwart petje op z’n rode kop en bretels houden zijn broek op. Een dienstmeisje stiefelt langs. Een wit gesteven schort keurig over haar lange zwarte japon en een rieten mand met boodschappen bungelt aan haar arm. Het is warm! De winkels in de dorpsstraat staan er wat verloren bij. Daar is de zaak van de edelsmid, op de hoek, aan de gevel hangt een boog met twee vergulde ringen. Ik kijk door een raam met rode geraniums. De breikous ligt op tafel, het brilletje ernaast. Geen tijd nu om te breien, de piepers moeten gejast! - en op een hoge brugleuning zitten moderne kindertjes hun ijsje op te eten. Verder weer. In de speeltuin zwaaien de schuitjes-schommels op en neer, de hemel tegemoet, maar de draaimolen met z’n stoeltjes met ijzeren leuning staat er wat zielig naast te niksen. De kermiskraam speelt een vrolijk deuntje muziek - en nu ik tóch in de buurt ben - ik neem wat verse krakelingen mee voor de theevisite vanmiddag. Achter de toonbank huist breeduit de bakker, helemaal in ‘t wit en een rode kop met blozende wangen. In de apotheek ernaast is het donker. Een grote koperen weegschaal hangt plechtstatig aan een lang touw omlaag. De boek-, muziek- en kunstwinkel (alles in één) geeft een vrolijker beeld, de etalage vol met boeken uit grootmoeders tijd, de “kunst” bestaat uit felgekleurde aanplakbiljetten en mechanische muziek zendt simpele deuntjes over het stille plein. In de speelgoedzaak is ‘t een levendige boel. Daar zitten poppen met-mooie-hoedjes op, gele pruiken, met draaibare armen en benen, met gestreepte schorten over hun “goeie goed” - daar liggen de aankleedpoppen-platen. [ik weet nog hoe ik als kind de hele bovengang van ons huis vol “aankleedpoppen” had liggen, en allemaal moesten ze steeds andere kleren aan] O, en daar staat ook een plank met knikkers van klei in doffe kleuren; voor Ot zal ik een zakje meenemen, die heeft pas al z’n knikkers verspeeld. Zal hij blij mee zijn! en voor dochter Sientje dan maar een aankleedpop, dan heeft ze weer wat uit te knippen - - en nu gauw naar huis, de dames van het theekransje komen al vroeg. Maar een kopje thee met een taartje kan er nog nèt af; onder de schaduwrijke bloeiende meiboom is het heerlijk zitten. Dichtbij zijn twee kindertjes hun ranja met een rietje aan het drinken - een zakje ulevellen ligt op tafel. Maar nu moet ik toch ècht afrekenen, die dames wachten ——ergens hoor ik “OAD”—-OAD?OAD?—-en met een schok begint het te dagen—-Ot en Sien vervagen(in mijn jeugd de geijkte lectuur voor de lagere school - toen al “verleden tijd”)—-en ik ben weer op reis—-net terug uit Noorwegen en nu in het kijkmuseum Ã…rhus, dat dorpje in Denemarken met z’n leven-in-voorbije-tijden—- toch wel héél erg reëel uitgebeeld, dat dorpje!

Rijden-rijden-rijden weer. Door laagland als in Nederland(zijn we daar soms al?) - grasland - bouwland - boomgroepjes - weiland, soms met koeien, die schijnen hier ‘t hele jaar door op stal te staan, heel comfortabel voor de boer, maar: arme beesten! De zon staat schuin achter. ‘t Is warm in de bus en de motor zoemt slaapverwekkend——- NOORD-DUITSLAND nu - en nog met een beurs vol noors geld, dat in het grensgebied om 4 uur - wij waren er om vijf òver vier! - niet gewisseld kon worden. Ons hotel staat in de omgeving van Osnabrück. Een werkelijk luisterrijke ontvangst wacht ons hier: kamers 101 - en meer - voor ons. Op de eerste verdieping dus. Die ene makkelijke trap lopen we wel even. Anderen gaan met de lift en mikken beter! Eerste verdieping: geen kamer te bekennen. Een hotelman dirigeert ons een deur door; 4 of zelfs 6 betonnen trappen op - geen kamer-afdeling - fout dus en terug. Lift is net weg en komt niet terug. “Ja heus, die trappen op” en wéér sjouwen we het kale betonnen trappenhuis op. Néé dus - en om een lang verhaal kort te maken: hóe weet ik niet, maar kamer 101 en volgende werd gevonden. Maar de irritatie neemt toe en toen ook de brallende TV niet uitwilde werd die toestand er niet beter op! Bijna het moment om met dingen te gaan gooien! Moeheid, natuurlijk, teveel indrukken, doodop. Tenslotte gaat die TV toch uit en ik sta nu voor een raam met prachtige boomgroepen, die een oorverdovend gekras van kraaien ten beste geven - dwz, dat geschetter deden die kraaien zèlf - wat moet dat vannacht worden!! ‘t Nog steeds moeilijke diner is ten einde, ‘t bedje lokt en ook de kraaien hielden tenslotte hun kraaiebekken dicht.

Woensdag 21 juni

430 km naar Beek. Weer zoeven over eindeloze snelwegen en dan komt Beek. Einde van de pret. Ineke en Dennis staan strategisch opgesteld en krijgen een welverdiend afscheid met envelop + inhoud. Fijne reis gehad - fijne leidster - fijne chauffeur - last but not least: superfijne reisgenoot Corrie (ai, ik bloos er van.Corrie) - en dat was dat! In de ontvangsthall verorberen we nog soep+broodjes als afscheid, en dan zoekt iedereen zijn eigen servicelijn! En om half 8 sta ik - na nog een half uur met koffer en tas en stok naar het station lopen en daar trappen af en weer op, en een snelle taxi naar Heino dan eindelijk weer voor m’n eigen huis - en morgen zien we wel weer verder—- ‘s Avonds in de tuin, hangt de stilte als een weldaad om me heen. En na thuiskomst belt Anne uit Frankrijk. Ankie en Riky komen kijken; Geertje, Jan, Inge en Hanneke bellen op, ook Elly ik ben niét vergeten!


Donderdag 22 : 1e reaktie: nooit meer; te oud, vooral mentaal vrijdag 23 : 2e reaktie: nou nooit?? misschien toch wel zaterdag 24 : 3e reaktie: ‘t was toch wel erg leuk, wie weet? zondag 25 : 4e reaktie: Ik ga sparen voor nog eens! Corrie : mag ik weer mee?

Verslag Annie v.d. Bosch DEEL 3

vrijdag 16 juni

“Reizen is een schoonmaak voor de geest”

DSC00226.JPG

Vandaag dagtocht naar BERGEN, langs de noordkant van de Hardangerfjord.

Hanzestad Bergen - met veel historische gebouwen, musea, stadspoorten, kerken en ook de bergspoorbaan Fløjbane, die ons naar Fløjtfell brengt. Op 180 meter hoogte ligt hier heel Bergen aan je voeten en aan de voet van de achterliggend bergen, die van geen wijken weten. Het is er druk, We slenteren met de menigte mee naar uitkijkposten, en komen weer met het baantje op de begane grond. Beneden strijken we neer in een straatcafé, veilig ingekapseld met touwen langs het trottoir. Het bestelde hapje is héél moeilijk te verwerken: een hard broodje, belegd met uitpuilende sla en een te grote tomaat en daartussen heeft zich een ei genesteld met gedrapeerde bacon. Wat een geklungel! (maar wel lekker!) Corrie gaat de stad verkennen en ik zit braaf op mijn stoeltje en zie de hele europese toeristenwereld langstrekken. Zeer sexy gekleed, ook rugzakpubers en ijsjeslikkende jeugd.

De bus rijdt voor. Op naar ons hotel. Na ‘t eten zitten we nog lang buiten aan het meer. Het is nog lang licht en een zacht briesje en heerlijke koffie maken er een volmaakte avond van en vóór ons weer bergen - steeds bergen: witbepoederd met sneeuwvelden en weerspiegeld in turkoois blauw en olijfgroen water.

Zaterdag 17 juni

“We maken grote reizen om dingen te zien waarop we in onze woning geen acht slaan.”

ONTBIJT We scharrelen de hap weer bij elkaar. Kakelend kauwend, drinkend,zoekend komt de massa toeristen uit Europa, Japan en elders weer aan z’n trekken. Ik vind dit nog steeds een heel moeilijke zaak. Prompt op tijd de bus weer in. Ja, wij zijn en goed gediscipineerd stelletje! De HARDANGERVIDDA en een machtige waterval als een witte streep tussen de kloven. De FlÃ¥mbanen brengt ons omhoog. We zijn, net als indertijd in Zuid-Afrika, nu een stel lawaaiige schoolkinderen, een dagje uit. Alles is opwindend! Station Finse stop, 10 minute tijd om te kijken. Iedereen naar buiten. Een mooie gletscher moet nodig op de foto en dan rennen we de trein weer in. Stop! Kilde Hotering, foto toestellen weer in aanslag voor de volgende gletscher, vlug, want er komt weer een tunnel aan. (Jaja, lach jij maar Annie, jíj had het fotowerk gedelegeerd, Corrie) Raampjes open, de temperatuur binnen is tropisch. Stop! De machinst kondigt de zoveelste tunnel aan - gejuich in onze coupé. ‘t Wordt er één van anderhalve km lengte.

Arme Dennis. Hij mist de treinreis, moet onze bus weer ter plekke brengen (en zat door een auto-ongeluk 3/4 uur in z’n eigen tunnel vast!)

FAGERNESS, voor twee nachtjes logies

Zondag 18 juni We mogen “uitslapen” tot half acht. Hoi Hoi. En zitten prompt om 9 uur weer in onze vertrouwde bus. JOTUNHEMVEIEN, het “Gebergte voor de reuzen”. Wat een uitzicht! Kleurloos is het water, getekend met een teer lijnenspel van de bergen er achter, onder een grijze lucht met de aanzet van heldere wolkenwatten. Langs de kant brede rijen bomen, die de grijsheid van het water doorbreken. Precies de juiste sfeer voor de mythologische godenwereld waarin de Noren zo sterk zijn. Land van trollen, aardmannetjes en bosgeesten. Land van PEER GYNT. We struinen door moerassig gebied, beekjes, plassen, dwergbomen die over de grond kruipen - wijdsheid, onder een oneindige, laaghangende wolkenlucht. De Peer Gynt Suite is hier ontstaan. Een klein kikkertje hipt weg; die moet op de foto, een Nóórse kikker, heel bizonder. Hier komen rendieren nog in ‘t wild voor, maar we zien ze natuurlijk niet. In LILLEHAMMER: MAIHANGEN-MUSEUM. Indruk: zwaar, donker, somber. Met de Noorse, maar hollands sprekende Peter gaan we ervaren hoe de Noren in de winter hun tijd doorbrengen. Saamhorigheid is hier een must, een eerste vereiste om het leven aan te kunnen, een noodzaak om zich in dit land van donkere lange nachten, stormen en winterse kou en eenzaamheid te kunnen handhaven. Zonder een hechte familieband is het leven hier zinloos. We zien donkere huizen, lage balkenzoldering, een open haardvuur en veel petroleumlampen - en dit zal het in die onherbergzame contreien best gezellig maken. Hier moeten, lichamelijk en geestelijk, zeer sterke mensen wonen! Er is nog veel meer te zien, maar ik ben even uitgeteld….

Aan het diner zijn alle plaatsen bezet. Onze laatste kans is: no 2 lege plekjes waar naast twee dikdoenerige Poehamannetjes geestig zitten te wezen. Mijn bordje met wat vlees en vis - tòch al moeizaam veroverd - is dus gauw leeg en ik eclipseer en laat laaghartig Corrie achter bij dit zelfvoldane stel. (het is je vergeven, ook ik ben snel gevlucht, Corrie).

’s Avonds na het eten, zitten we gezellig met Ineke en Dennis achter een glaasje wijn, door mij - voetbalexpert!!! - gewonnen met het invullen van de voetbalpool. Ivoorkust speelde toentegen Nederland. Nooit geweten dat ik zo’n goede kijk op dat spel had! Vroeg naar bed, ìk althans, Corrie gaat nog even gezellig naar onze reisgenoten. (dat vervelende stel was daar niet bij, hoor! Corrie). Mentaal total loss, en morgen begint onze dag weer.