OEROEG

meertje OEROEG

Corrie Renes, geboren: 1941

Vader: P.B. Renes, onderwijzer. Vanwege economische crisis in Nederland vertrokken naar Indië. Werd onderwijzer in Soekaboemi en trouwde met Riek Goos. Overgeplaatst naar Batavia. MULO onderwijzer. Gemobiliseerd, gevochten op Ambon, krijgsgevangene in Thailand. Pas als krijgsgevangene hoorde hij van vrijheidsbeweging in Indië en werd voorstander van soevereiniteit Indië. Na de oorlog terug naar Nederland, maar in 1947 weer terug naar Indië. Vanaf die tijd mijn herinneringen: was toen 7 jaar.

2009: Oeroeg moest worden gelezen door heel Nederland en het boek kon gratis opgehaald in de bibliotheek.

Er was een lezing door Jos Paardekooper in de bieb. Daar ging ik heen, hoewel het toch wel een tijdje geleden was dat ik Oeroeg voor de tweede maal las. De eerste keer was voor mijn eindexamenlijst. Toen ik volwassen was, las ik het boek voor de tweede keer en werd daar erg droevig van. De lezing was leuk en interessant en ik besloot het boek voor de derde maal te lezen en zo’n beetje te toetsen aan mijn eigen gevoelens. Het grote verschil met de ik-figuur in Oeroeg en mij is natuurlijk een generatieverschil en verder ben ik opgegroeid in Batavia/Jakarta. De natuurbeschrijvingen ken ik maar een klein beetje van vakanties. Sawahdijkjes: ja, in Bandung beleefden we avonturen in een ravijn, liepen met blote voeten over glibberige sawah dijkjes, waar ik natuurlijk prompt in de sawah viel en dat werd bepaald niet gewaardeerd door de kampongbewoners. Er was ook water dat over de rotsen liep en dat kwam uit in een klein poeltje en tot ons afgrijzen lag er een dood varken in. Dat waren de avonturen, van ons belanda’s.

Veel later als volwassene was ik in de Preanger en ook in Soekaboemi, waar mijn ouders een poosje gewoond hebben toen ze voor de oorlog net in Indië waren. Mijn vader als onderwijzer kan de ik-figuur niet meegemaakt hebben, die was toen al naar de HBS in Jakarta. Mijn HBS? Ik denk het niet. Maar de Preanger is een prachtig gebied en ik denk dat het, behalve andere nadelen, een voorrecht was om daar op te groeien.

Een vriendschap zoals met Oeroeg kon dus niet in het naoorlogse Batavia.Op mijn school zaten geen Indonesiërs, net zo min als bij de ik-figuur. Maar wel veel indo’s. Van hen namen we ons Indische ‘toontje’ over en het accent. Echt pecoh spreken konden wij Hollandse kinderen niet. En toch … als volwassene en moeder van drie kinderen, die intussen ook vijf jaar in Indonesia hadden gewoond, kreeg ik een Chinese vriendin uit Indonesia aan de telefoon. Toen ons enthousiaste gesprek was afgelopen keek mijn dochter mij bevreemd aan: “Mamma, wat praatte jij raar.” Zonder er erg in te hebben was ik vervallen in de zangerige spreektoon van vroeger. Mijn dochter had zelf dus vijf jaar in Indonesia gewoond, maar zat op school met andere ex-pat kinderen en had daar niets van meegekregen.

Ibu ibu bedienden bedienden

Waar ik wel veel contact mee had waren onze medebewoners; dat was toen ik al wat ouder was, een teener, en Indië al een poos Indonesia was. Vanwege woningnood werd het huis door twee families bewoond. Onze medebewoners waren hoog-Javanen, Oom een Raden en Ibu ook van hoge komaf. Ja, Oom en Ibu, zo noemden wij hen en het idiote was dat mijn moeder, die jonger was dan Ibu, door hen tante Riek werd genoemd en mijn vader Pak Renes. In die tijd woonden er nog twee kinderen van hen thuis, de derde was student en de vierde al getrouwd. De jongste zoon, de enige die nauwelijks Nederlands sprak, was een paar jaar ouder dan ik en op hem werd ik natuurlijk smoorverliefd. Ik denk dat hij het ook wel interessant vond en af en toe zaten we hand in hand.

Maar die soevereiniteitsoverdracht. Sommige Nederlanders en Indische Nederlanders zullen dit niet leuk vinden. Voor ons was dat een feest. Al weken tevoren hadden we op school het Indonesische volkslied geleerd en gerepeteerd en op de dag zelf, en ik herinner me dat nog heel goed, werd de Nederlandse vlag plechtig gestreken en de Indonesische vlag gehesen en zongen we met z’n allen het Indonesia Raya. Jaren later, in Nederland op de Friese meren dreven we met een aantal jongeren midden op een meer op een vlot dat we gekaapt hadden, midden in de nacht. Mijn vriendin, die ik kende uit Indonesia en ik vonden nog een jongen met onze achtergrond met een gitaar. En luidkeels in de stille nacht op het stille water brachten wij het ‘Indonesia Raya’ ten gehore.

Waren wij naïef, of was het de houding van mijn vader, die van meet af aan had meegewerkt aan de ontwikkeling van het nieuwe land? Wat wist ik van politionele acties? Niets. Mijn vader had eigenlijk vlak na de Japanse capitulatie terug gemoeten naar Indië om de ‘opstandelingen’ te bestrijden, maar kwam daar onderuit. En we repatrieerden naar Nederland omdat mijn moeder zwanger was. Maar we gingen weer terug in 1948. Was er veel vernield in Batavia, zoals de ikfiguur in Oeroeg ervoer? Geen idee. Dat kreeg je als kind niet mee.

Ik voelde me in Jakarta thuis. Indonesia een land dat ik beter kende dan Nederland. In ons verlof in Nederland,  toen ik 15 jaar was bleef ik een buitenbeentje voor de familie. aankomst in Holland

Gelukkig in de klas nog een Indisch meisje. Maar wat verbaasde ik me over het fanatieke hockeyen. In de kou en sneeuw in korte broek naar het veld fietsen en een spel spelen dat ik absoluut niet kende. Nee, ik was blij dat we weer teruggingen naar Indonesia.

Maar ook daar was ik toch weer aangewezen op de groep Nederlanders, terwijl ik dolgraag met de Indo’s had meegedaan met hun dansfeesten en andere avonturen. Poldi Saueressig schreef een boek over die tijd. Ik las dat boek, en, al over de vijftig voelde ik weer de jaloezie op die Indische groep. Een groot aantal van hen inmiddels ook in Nederland.

Dit brengt mij weer bij Oeroeg: als de ik-figuur in Soerabaja afscheid komt nemen van Oeroeg. Op blz. 97 van het gratis boekje staat bovenaan een zin: ‘De scheiding tussen hun wereld en de mijne was volkomen’. De ik-figuur was waarschijnlijk net als mijn vader vóór de oorlog volkomen onwetend over de ondergrondse beweging voor de vrijheid van Indië. Maar diezelfde pijn van: er niet meer bij horen… maar ik wist dat toen nog niet zo.

Maar goed, de tijd in Jakarta werd ruw afgebroken door President Soekarno, die de Nederlandse maatschappijen ‘naaste’ en vele Nederlanders moesten hals over kop naar Nederland en de Nederlandse HBS moest de deuren sluiten. Mijn vader, uitgeleend ambtenaar aan de Indonesische regering, was voor zijn inkomen voor een groot deel afhankelijk van de lessen die hij aan de HBS gaf en daarom moesten ook wij vertrekken. Gelukkig kon ik een poosje in de kost bij vrienden uit Indonesia, en dat hielp om weer een beetje aan ‘Holland’ te wennen. Maar nog steeds een ‘vreemd’ kind en een jaar later stormde ik soms nog zonder jas naar buiten. Oja, vergeten!

Maar toen, ik was al getrouwd en had drie kinderen, kwam mijn echtgenoot thuis. “Ze vragen mij om naar Indonesia te gaan”. (1975) Het eerste wat ik zei was: “En nu was net mijn heimwee over.” Maar we gingen…

En o, wat had ik het moeilijk in het begin… Daar kwam ik terug en eerst opgetogen, ja inderdaad, door de geuren, het licht en de geluiden, maar toen pas merkte ik dat ik een ex-pat was in mijn ‘eigen land’. Ik kreeg bedienden, terwijl ik vroeger gewoon goede maatjes was met het personeel van mijn moeder. Maar nu was ik “Mem” van mensen die voor de helft ouder waren dan ik.

Waarschijnlijk komt dat een beetje overeen met het eind van het boek Oeroeg, maar toen ik terugkwam was het niet meer: “Ga terug”. Nee, het was nu meer een ‘blijf”, want de Indonesiërs hadden drommels goed in de gaten dat ze de buitenlanders nodig hadden zolang er nog niet genoeg Indonesiërs die dezelfde capaciteiten hadden. En hoe kwam dat? Foutje van de Nederlanders die niet bijtijds zorgden voor de scholing van de ‘Oeroegs’. En dat vergde heel veel tijd en geld.

Inmiddels zijn mijn kinderen en ik nog een aantal malen terug geweest naar Indonesia; voor stages en vakantie. Mijn broer werkte in Aceh. Kennelijk voelden we ons daar nog steeds een beetje ‘thuis’. Maar na de laatste keer van mij, na een logeerpartij bij Indonesische vrienden en een bezoek aan Bogor waar zij hun tweede huis hadden in een ja, haast nostalgische wijk, dacht ik: “Dit is de laatste keer geweest. Ik ga mij nu verder nestelen in Nederland, ga af en toe naar de Pasar Malam in Den Haag en naar de reünie van mijn oude Jakartaanse school in Leiden en that’s it.” Wel dacht ik: “Hella Haasse, wat zou er gebeurd zijn met Oeroeg en de ik-figuur? Tja …

This entry was posted on Wednesday, November 18th, 2009 at 19:51 and is filed under Alles en Niks. You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

Leave a Reply